Ik ben de ontwerper van een product. Hoe kan ik later bewijzen dat ik de auteursrechten heb?

In de meeste rechtszaken over het auteursrecht worden de volgende vier vragen door de rechter beantwoord:

1. Is het product van de eisende partij auteursrechtelijk beschermd?
2. Is de eisende partij ook de rechthebbende op die auteursrechten?
3. Is het product van de gedaagde partij ontleend (nagemaakt) van dat van de eiser?
4. En als het antwoord op vraag 1, 2 en 3 ja is: welke vergoeding moet de inbreukmaker betalen?

De hoofdregel in het auteursrecht is dat degene die iets maakt, ook de rechthebbende is. Als men zelf een product heeft ontworpen, dan lijkt vraag 2 voor de rechter makkelijk te beantwoorden. Maar in de praktijk gaat dat nog wel eens mis. Steeds vaker willen rechters bewijs van die stelling zien. Maar hoe kun je die als ontwerper nou leveren?

Met andere woorden: welk bewijs kun je nu verzamelen om de rechter er later van te overtuigen dat jij die ene tafel/bank/stoel/lamp/stof hebt ontworpen en dat je om die reden de rechten hebt?

Onderaan dit weblog hebben wij hier vijf praktische tips voor gegeven. Maar eerst zullen wij de “stoffenzaak” uiteenzetten, waaruit blijkt hoe belangrijk dit kan zijn.

De stoffenzaak

De “stoffenzaak” is een voorbeeld van een zaak waar de rechter niet bewezen achtte dat de eisende partij het product ook daadwerkelijk had gemaakt. De uitspraak werd onlangs gedaan door het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, tussen vier partijen die actief zijn op de stoffenmarkt.

Aan de ene kant stonden het Amerikaanse bedrijf Michael Miller Fabrics (“MMF”) en de twee ontwerpers die in opdracht van het bedrijf stoffen hebben ontworpen. De uitspraak is geanonimiseerd, zodat wij hen hierna Ontwerper 1 en Ontwerper 2 zullen noemen. MMF en de ontwerpers waren een procedure gestart tegen partij vier, de Nederlandse onderneming Nooteboom.

In de procedure staat vast dat Nooteboom verschillende stoffen heeft nagemaakt die MMF en de ontwerpers hebben ontworpen. Dat is vrij uitzonderlijk, want meestal zal de gedaagde partij stellen dat hij zelf tot het ontwerp van de stoffen is gekomen. Als men echter op deze afbeelding de stoffen van MMF en de ontwerpers aan de linkerkant vergelijkt met bekijkt met de stoffen van Nooteboom aan de rechterkant, kan men zich vermoedelijk wel voorstellen waarom dat argument achterwege is gelaten.

In plaats daarvan stelt Nooteboom dat de stoffen van MMF en de ontwerpers geen bescherming van het auteursrecht genieten (vraag 1 uit de inleiding), en dat zij niet de rechthebbende op die auteursrechten zijn (vraag 2).

Vraag 1: rust er auteursrecht op de stoffen?

Allereerst loopt het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch de criteria langs waar een werk aan moet voldoen wil het auteursrechtelijk beschermd zijn. In de rechtspraak is bepaald dat er sprake moet zijn van een “eigen intellectuele schepping” of – anders gezegd – dat het werk moet beschikken over een “eigen oorspronkelijk karakter en een persoonlijk stempel van de maker”. In jargon wordt dit ook wel de EIS en de EOK&PS-criteria genoemd. In de praktijk komt dit erop neer dat de ontwerper zelf bepaalde creatieve keuzes moet hebben gemaakt bij het ontwerpen van het product en dat het product (in dit geval de stof) niet ontleend is aan een ander werk.

Volgens Nooteboom zijn niet alle stoffen een origineel ontwerp. Met betrekking tot de stof Trio Dancers (de stof die bij dit weblog is afgebeeld) zouden er bijvoorbeeld eerder andere stoffen op de markt zijn gebracht met Afrikaanse danseressen. Het Hof is echter van mening dat er toch sprake is van auteursrecht op de stof:

“Het enkele feit dat er eerder Afrikaanse danseressen zijn afgebeeld staat er niet aan in de weg dat het bij deze concrete uitvoering, te weten de Trio Dancers, gaat om een origineel ontwerp. Het moge zo zijn dat de ontwerpster mede geïnspireerd is geweest door eerdere, vergelijkbare motieven, de door haar ontworpen concrete uitwerking wijkt daar voldoende van af en is voldoende oorspronkelijk.”

Ook de andere stoffen kunnen volgens het Hof onder de reikwijdte van het auteursrecht vallen. De eerste vraag is dus bevestigend beantwoord.

Vraag 2: aan wie komt het auteursrecht toe?

Vervolgens kijkt het Gerechtshof naar vraag twee: komen de auteursrechten op de stoffen ook daadwerkelijk toe aan MMF en de twee ontwerpers?

Zoals gezegd is de maker van een werk in principe ook de rechthebbende op de auteursrechten. MMF en Ontwerper 1 stellen beide zelf de stoffen te hebben ontworpen en om die reden over de auteursrechten te beschikken. Zij slagen erin dit te bewijzen met behulp van artikel 4 uit de Auteurswet. Dat artikel luidt als volgt:

“Behoudens bewijs van het tegendeel wordt voor den maker gehouden hij die op of in het werk als zoodanig is aangeduid, of bij gebreke van zulk eene aanduiding, degene, die bij de openbaarmaking van het werk als maker daarvan is bekend gemaakt door hem, die het openbaar maakt.”

In “gewone taal” staat daar het volgende: als jij op of bij de stof als maker staat vermeld, dan gaat de rechter ervan uit dat jij die stof gemaakt hebt. Een wederpartij moet dan bewijs leveren van het tegendeel.

MMF en Ontwerper 1

In deze zaak hadden MMF en Ontwerper 1 stukken overgelegd waarin zij als maker van de stof stonden aangeduid. Zo stond op de stoffen zelf de naam van MMF of Ontwerper 1 afgedrukt en was een brochure overgelegd waarin de stoffen stonden afgebeeld met daarbij een zogenaamde “copyright notice”: © Ontwerper 1 2008.

Omdat MMF en Ontwerper 1 als maker bij de stoffen stonden vermeld, oordeelde het Gerechtshof dat zij de auteursrechten hadden. Omdat de stoffen van Nooteboom aan deze stoffen waren ontleend, oordeelde het Gerechtshof dat er sprake was van auteursrechtinbreuk door Nooteboom.

Ontwerper 2

Voor Ontwerper 2 gold in deze procedure iets anders. Ontwerper 2 stelde eveneens dat zij de stoffen zelf had ontworpen, maar volgens het Hof is hier onvoldoende bewijs van geleverd. Weliswaar was een uitdraai overgelegd van een weblog van Ontwerper 2 waarin de naam van de stoffen was genoemd, maar daaruit bleek volgens de rechter niet duidelijk welke stoffen er bij die naam hoorden. Op de website waren namelijk foto’s afgebeeld van verschillende stapels met stoffen. De enkele aanduiding in de tekst dat de stof “third from the top” was, was volgens de rechter dan ook niet (voldoende) duidelijk.

Omdat Ontwerper 2 niet kon bewijzen dat zij de stoffen daadwerkelijk zelf had gemaakt, kon door het Gerechtshof niet worden aangenomen dat aan haar ook de auteursrechten op die stoffen toekwamen. En dus kon evenmin worden aangenomen dat Nooteboom inbreuk had gemaakt op die auteursrechten – ondanks dat de stoffen dus vrijwel identiek waren.

Hoe kan ik later bewijs leveren dat ik daadwerkelijk een product heb gemaakt?

Uit deze zaak volgt hoe belangrijk het is om later te kunnen bewijzen dan men daadwerkelijk zelf de producten heeft ontworpen. Daar zijn een aantal “trucjes” voor. Hieronder noemen wij de belangrijkste.

Tip 1: bewaar alles!
In de eerste plaats is het verstandig om alle oude schetsen, mallen en prototypes van een product of dessin te bewaren en hier steeds groot de copyright notice (©), “designed by” en de (bedrijfs)naam van de rechthebbende op te schrijven.

Tip 2: zet de naam op het product
Als dat mogelijk is, dan kan dit ook op het definitieve product worden gedaan. Bij een boek zal dat bijvoorbeeld heel eenvoudig zijn, daar wordt de auteur altijd groot op de kaft vermeld. Aan de onderkant van banken of tapijten kan bijvoorbeeld een stukje stof worden bevestigd waar de naam van de rechthebbende op staat, in combinatie met “maker” of “designed by”. Bij andere producten ligt vermelding op het product zelf minder voor de hand.

Tip 3: bewaar brochures
In de derde plaats kan een brochure als bewijs dienen als men voor- of achterin de brochure staat vermeld als maker of rechthebbende. Als er producten van meerdere makers in één brochure staan, dan dient bij ieder product te worden vermeld wie de rechthebbende is.

Tip 4: plaats het product op een website
Uit de uitspraak volgt dat ook uit een vermelding op de website kan volgen wie de rechthebbende is. Het moet dan wel voldoende duidelijk zijn om welke producten het gaat. Maak vervolgens van die website goede schermafdrukken, waar de datum ook op staat.

Tip 5: ga naar de notaris of het belastingkantoor
Het meest veilig (maar ook het meest kostbaar) is om afbeeldingen van alle producten te bundelen, op de omslag de naam van de rechthebbende af te drukken en het geheel aan een notaris te verstrekken. Deze kan dan een notariële akte opstellen dat hij de documenten op die datum heeft gezien. Een goedkoper alternatief is om met dit setje naar een belastingkantoor te gaan om hen te vragen er een datumstempel op te zetten.

Niet meer helemaal van nu: de aangetekende brief
In het verleden kwam het nog wel eens voor dat men een aangetekende envelop aan zichzelf stuurde met daarin bepaalde documenten. Zo’n envelop kan bewijzen dat men op een bepaalde datum al over de documenten beschikte. Toch is dit bewijs in de praktijk minder handig. Zo’n envelop kan namelijk maar één keer geopend kan worden. Daarna kan hij niet meer als bewijs dienen. Nu is het niet zo dat alle aangetekende enveloppen uit het verleden direct de prullenbak in moeten, maar voor de toekomst is het wellicht toch handig om van één van de bovenstaande opties gebruik te maken.

Lees de uitspraak van het Gerechtshof tussen MMF, de ontwerpers en Nooteboom hier. De eerdere uitspraak in deze zaak van de rechtbank Breda is hier te lezen.

Dit bericht is geplaatst in Auteursrecht, Intellectuele Eigendom met de tags , , , , , , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *